-
1 overtuigd
♦voorbeelden:overtuigd kiezen voor iets • choose something with convictionII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [vast van mening dat iets zo is] convinced♦voorbeelden:1 wees ervan overtuigd, dat … • you can be sure that …hij was ervan overtuigd te zullen slagen • he was confident/sure (that) he would succeedik ben er (vast/heilig) van overtuigd dat … • I'm (absolutely) convinced that …vast overtuigd blijven van zijn geloof • hold firm(ly) to one's belief -
2 conviction
conviction [kõvieksjõ]〈v.〉1 (vaste) overtuiging ⇒ zekerheid, vast geloof, vaststaande mening3 ernst ⇒ overgave, toewijding♦voorbeelden:argument qui emporte la conviction • doorslaggevend argumentagir par conviction • uit overtuiging handelen→ piècef1) overtuiging2) overgave, toewijding -
3 avoir la conviction que
avoir la conviction que 〈+ aantonende wijs〉 -
4 overtuigen
1 [laten inzien dat iets waar is] 〈 met bewijs〉 convaincre (qn. de qc.) ⇒ 〈 door overreding〉persuader (qn. de qc.)♦voorbeelden:iemand met tastbare bewijzen overtuigen • convaincre qn. preuves en mainhij is overtuigd van zijn gelijk • il est convaincu d'avoir raisonik ben er (vast) van overtuigd • j'en suis (fermement) convaincuII 〈wederkerend werkwoord; zich overtuigen〉1 [zich vergewissen] se convaincre (soi-même) (de qc.) -
5 sure
adj. zeker; natuurlijk; nagegaan--------adv. zeker; natuurlijksure11 zeker ⇒ waar, onbetwistbaar2 zeker ⇒ veilig; betrouwbaar, onfeilbaar♦voorbeelden:¶ sure card • iemand/iets waar men van op aan kan/op kan bouwenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 zeker ⇒ verzekerd, overtuigd♦voorbeelden:I am not sure • ik weet het niet zekersure of oneself • zelfverzekerd, zelfbewustbe/feel sure about something • overtuigd zijn van iets, iets zeker wetenyou can be sure of it • daar kan je van op aanbe sure to tell her • vergeet vooral niet het haar te vertellento be sure • natuurlijk, toegegevento be sure she is not rich • ze is weliswaar niet rijkit is sure to be a girl • het wordt vast een meisjehe is sure to come • hij komt zekeryou had better be/make sure • je moest het maar even nakijkenjust to make sure • voor alle zekerheid————————sure21 zeker ⇒ natuurlijk, ongetwijfeld, inderdaad♦voorbeelden:1 sure enough! • natuurlijk!he promised to come and sure enough he did • hij beloofde te komen en inderdaad, hij kwam ookI don't know for sure • ik ben er niet (zo) zeker vanthat's for sure • dat staat vast, zoveel is zekeras sure as I am standing here • zo waar ik hier sta -
6 zeker
zeker11 [buiten gevaar] safe2 [overtuigd, betrouwbaar, gerust] sure, certain♦voorbeelden:hij heeft het zekere voor het onzekere genomen • he did it to be on the safe sidehet is zo zeker als 2 + 2 vier is • it's as sure as night follows dayiets zeker weten • know something for surezeker weten! • sure is/are/was/ 〈enz.〉!zeker willen zijn dat … • want to make sure that …om zeker te zijn • to be surezijn leven niet zeker zijn • not be sure of one's lifevast en zeker! • definitelyje bent daar zeker van stralend weer • you're sure to have glorious weather thereergens zeker van zijn • be sure of somethingje wou haar zeker verrassen • I expect you wanted to surprise herje hebt het zeker al af • you must have finished it by nowje kunt zeker geen cricket spelen? • you don't know how to play cricket, do you?ik hoef zeker niet te zeggen dat • I scarcely need to say that————————zeker21 certain♦voorbeelden:iets met zekere deftigheid doen • do something with a certain dignityeen zekere meneer Pietersen • a (certain) Mr Pietersenin zeker opzicht • in a certain sensein zekere zin • in a sense————————zeker3♦voorbeelden:zeer zeker • most certainly -
7 certain
adj. zeker; bepaaldcertain1[ sə:tn]1 zeker ⇒ vast, onfeilbaar♦voorbeelden:for certain • (vast en) zekerII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 zeker ⇒ bepaald, een of ander♦voorbeelden:1 zeker ⇒ verzekerd, overtuigd2 zeker ⇒ vaststaand, onbetwistbaar♦voorbeelden:1 are you certain? • weet je het zeker?make certain (that) • zich ervan vergewissen (dat)is she certain about/of that? • weet zij dat zeker?be certain of success • van succes verzekerd zijn————————certain2[ sə:tn] 〈 voornaamwoord〉♦voorbeelden:certain of us doubt this • sommigen van ons betwijfelen dit -
8 sicher
sicher11 veilig, zeker2 betrouwbaar, zeker ⇒ feilloos, verzekerd, rustig3 beslist, zelfbewust, zelfverzekerd4 gewis, stellig, zeker ⇒ overtuigd van♦voorbeelden:1 sicher ist sicher • veiligheid, zekerheid voor allesauf Nummer Sicher, sicher gehen • geen risico nemenvor einem Überfall sicher sein • voor een overval veilig zijnmit sicherem Blick • met een geoefend oogein sicheres Einkommen • een vast inkomenmit sicherem Schritt • met vaste tredein sicheres Urteil • een helder oordeel(svermogen)eine Lektion sicher können • een les goed kennen3 sein sicheres Auftreten • zijn zelfbewust, -verzekerd optredener ist seiner selbst sehr sicher • hij is heel zeker van zichzelfsie wirkt sehr sicher • zij maakt een heel zelfverzekerde indrukich bin mir nicht ganz sicher • ik ben er niet helemaal zeker vandie Todesstrafe ist ihm sicher • hij kan rekenen op de doodstrafda bin ich ganz sicher! • dat weet ik (wel) heel zeker!————————sicher2〈 bijwoord〉1 beslist, vast, zeker ⇒ vermoedelijk; met zekerheid
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский